TEKST: MARJOLEIN VAN TRIGT
Lydian Medema is projectmanager van het early warning signals-project van de Faculty of Science and Engineering aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Ze is blij met de positieve reacties van studenten en studieadviseurs op het project.
Wat was de aanleiding voor het early warning signals-project?
In het studiejaar 2017-2018 vond een groot onderzoek plaats waaruit bleek dat de studieresultaten van internationale studenten binnen onze faculteit achterbleven bij die van studenten met een Nederlandse vooropleiding. Daar zijn verschillende projecten uit voortgekomen, waaronder dit. Inmiddels zit er vier man op het project, plus adviseurs.
Hoe gaat het?
Twee collega’s zijn bezig met het analyseren van alle data die we in handen hebben. Dat moet grondig gebeuren. Veel data die wij als input gebruiken, was ooit output van iets anders. Dat betekent dat de data niet zo kant en klaar is als je zou willen. Data blijkt bijvoorbeeld niet handig of niet consequent opgeslagen. Dat kost veel tijd.
Voor wie is het project?
Alle eerstejaars studenten van onze faculteit krijgen inzicht in hun personal course report. Daarin staat per cursus hoe ze het doen ten opzichte van het gemiddelde van de groep.
Voor de studieadviseurs maken we overzichten van de tussenresultaten van vakken. En de docenten krijgen later een dashboard met feedback over hun cursus. Nog niet alle programma’s doen mee – soms ligt dat aan de inrichting van het onderwijs, soms aan een gebrek aan data. Uiteindelijk willen we dit project doortrekken naar andere faculteiten.
Wat levert het op?
Waardevolle informatie. In mijn eigen studietijd hingen er gewoon cijferlijsten in de collegezaal – die behoefte is er nog steeds, met name voor studenten die een ander beoordelingssysteem gewend zijn. Soms zijn ze gewend om beoordeeld te worden ten opzichte van de groep. Het krijgen van een 8 zegt dan niet zo veel, maar al meer als ze weten dat het gemiddelde een 6,5 was.
Op basis van de bevindingen uit de rapportages die we de studieadviseurs geven, zoeken zij meer contact met studenten. Natuurlijk willen ze studenten meer kunnen bieden dan een boodschap als ‘het gaat niet zo lekker he?’ Daarom hebben we samen met de studieadviseurs een workshopreeks op poten gezet om studenten te begeleiden. Veel voorkomende vragen behandelen we bijvoorbeeld groepsgewijs. In het volgende studiejaar zullen we dat uitbreiden.
Wat vinden de studieadviseurs hiervan?
Ze zijn overwegend enthousiast. Vooral aan het begin van het studiejaar geeft het veel extra informatie. Als studieadviseur weet je normaal gesproken niets totdat half november de eerste resultaten op de vakken binnenkomen. Nu hebben ze al eerder informatie over de studenten en dat wordt erg gewaardeerd.
Dit studiejaar is lastig geweest omdat er veel op afstand moest. Je leert studenten minder persoonlijk kennen. Data lossen dat gemis niet op, maar in deze tijd was het wel extra welkom dat we deze weg zijn ingeslagen.
Waar bent u het meest trots op als het gaat om de inzet van studiedata?
Ik ben heel trots op de positieve vibe rondom dit onderwerp. We hebben met z’n allen echt zin om hiermee verder te gaan.
Wat is uw ‘droom’ en wat is daarvoor nodig?
Studieadviseurs gebruiken nu verschillende systemen als bronnen. Het zou fijn zijn om dat allemaal samen te brengen, zodat je per student een gebundeld overzicht hebt. Idealiter staat er een vlaggetje bij de mensen naar wie je moet kijken en een knop met ‘benader deze student’.
We zijn een groeiende faculteit, de groepen worden groter. Als eerstejaars kun je je verloren voelen in de massa. Ik hoop dat ze voelen dat dat niet het geval is. Mijn droom zou zijn dat ze weten dat ze echt gezien worden en dat er hulp voor ze is, waar ze ook mee zitten. Dat ze door alles wat wij doen, weten dat er aan ze wordt gedacht.